Je winkelwagen is momenteel leeg!
Tamid in Daniel – een betere uitleg
Dit bericht is ook beschikbaar in: English (Engels)
door Ingrid A. Wijngaarde
15-10-2017, aangepast 2-6-2018
Inleiding
Het Bijbelboek Daniel is alleen te begrijpen als de heiligdomsleer begrepen wordt. Omdat veel Zevende-dags Adventisten geen onderwijzing meer ontvangen in het heiligdom, of onvoldoende – in andere kerken al helemaal niet – , is Daniel voor velen een gesloten boek. De heiligdomsleer is ontegenzeggenlijk het fundament voor de ZDA-theologie. Letterlijk elke leerstelling en geloofspunt van de ZDA-kerk vindt zijn basis in de heiligdomsleer, dat Jezus Hogepriester is in het Hemelse Heiligdom.
Bij een uitleg van de cruciale verzen in Daniel 8:8-14; 23-26 moet daarom het heiligdom als begrepen worden verondersteld. Het heiligdom is de directe context van al de profetische hoofdstukken (2, 7-12) in het boek Daniel en vooral van Daniel 8:8-14, en ook van de boeken Nieuw Testamentische boeken Romeinen, Hebreeën en Openbaring.
Elke controverse die ontstaat en ooit is ontstaan over de ZDA-profetische uitleg van de boeken Daniel en Openbaring, heeft zijn oorsprong is wanbegrip van de betekenis van het heiligdom in Israël. In de uitleg hieronder over de betekenis van tamîd in Daniel, wordt verondersteld dat de lezer het heiligdom van Israël begrijpt.
Tamid – dagelijks offer? (NBG51)
Wat bedoelt Daniel met wat in onze Bijbels vertaald is als het dagelijks offer? (Het Engels doet het beter en vertaalt met “the daily” of “the continualy”); e.thmid (het tamîd) in het Hebreeuws (er zijn vele interlineiare transliteraties van de hebreeuwse text; Ik heb die van Interlinear Scripture Analyzer gebruikt). Er staat geen “offer” achter. In mijn Bijbel heb ik enkele jaren geleden overal in Daniel het woord offer doorgestreept. In deze studie vertel ik u waarom.
E.thmid komt 5 keer in Daniel voor en iedere keer om aan te geven wat de kleine horenmacht doet (8:11,12,13; 11:31 en 12:11). Thmid wordt in Daniel nooit gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord, maar als een zelfstandig naamwoord, te zien aan het lidwoord e..
De gangbare ZDA-uitleg is dat het een bijvoeglijk naamwoord is dat in Daniel “substantief”, als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt, en dat er dus geen zelfstandig naamwoord wordt geïmpliceerd, maar dat de lezer dat er zelf bij moet denken (Don F. Neufeld, Seventh-day Adventist Encyclopedia, Revised Edition (Hagerstown, MD: Review and Herald, 1976), 367-370).
Hoewel ik geen theoloog ben, ben ik het niet eens met deze uitleg, omdat daarin volledig voorbij gegaan wordt aan de heiligdomscontext, die overduidelijk in Daniel 8 zit.
Nergens in referentie tot het heiligdom wordt in het OT thmid als bijvoeglijk naamwoord gekoppeld aan (morgen of avond)offer – het zelfstandig naamwoord dat je erbij zou moeten denken volgens Neufeld en de meerderheid van de Bijbelvertalers. Morgen- en avondoffer heet oluth l.bqr u.lorb en offers voor bepaalde dagen zijn olth ium.
Voor offers die dagelijks of altijd op gezette tijden of dag aan dag werden gebracht(bijvoorbeeld de morgen- en avondoffers), is het woord thmid altijd gekoppeld aan het woord l.ium of olth. Olth of Oluth betekent offer, opgaand voor de Heer (zie Ezra 3:3-5).
Bovendien, als wij zeggen dat de kleine horen “een eredienst in overtreding heeft ingesteld tegenover het dagelijks offer” dan ontbreekt daarvoor elke logica, want de Kerk heeft ochtend- en avondgebed niet afgeschaft voor de gelovige. De blasfemische eredienst – eucharistieviering – heeft alles te maken met een ontkenning van het dienstwerk van Christus. Maar daarover later meer…
Er zijn in het Oude Testament maar zes soorten “voortdurende” zonder referentie naar “offer” – in relatie tot het heiligdom:
(1) het toonbrood (EX 25:30: Lev 24:8; Num 4:7, 16).
(2) het licht van de zes-armige kandelaar (Ex 27:20,21; Ex 30:8; Lev 24:2-4).
(3) het wierook op het reukofferaltaar (Ex 30:7).
(4) En de attributen op het kleed van de hogepriester: De borstschild en het embleem op zijn voorhoofd (Ex 28:29,30,38).
(5) de wolk, boven de tabernakel (Num 9:16).
(6) In Deut 11:12 vinden we een tamîd niet in relatie tot het heiligdom, waar God belooft dat Hij voortdurend voor het land zal zorgen; of in Psalm 25:15, waar de Pslamist zegt dat hij zijn ogen voor altijd, voortdurend gericht houdt op de Heer; of in Pslam 51:3, waar David belijdt dat hij altijd zijn zonden zal gedenken, voortdurend zonder ophouden; of in Pslam 105:4 waar de Psalmist ons adviseert altijd, voortdurend Gods sterkte te zoeken.
Wist u dat we deze betekenis zelfs in het Nieuwe Testament vinden, in het Griekse woord pantothe – always, zonder ophouden? (zie bijvoorbeeld Lukas 18:1 en 1 Korinthiers 1:4, en heel betekenisvol, Jezus in Zijn Hogepriesterlijke rol in Hebreeën 7:25).
Tamîd komt totaal 104 keer voor in het gehele OT, maar dus in slechts tien keer in relatie tot het heilige èn zonder referentie naar een offer (1 t/m 3) en in elk van die tien keren gaat het om onderdelen van het verlossingswerk die in de typische dienst alleen plaatsvonden in het Heilige en niet bij het brandofferaltaar in de voorhof. De teksten voor (2) en (3) suggereren een voortdurende dienst die de hogepriester gedurende de hele dag uitvoerde – het was zijn plicht om de lampen ‘continu’ op volle sterkte te laten branden en de wierook ‘continu’ op volle sterkte te laten opstijgen (zie Lev 24:3). Het begrip achter de tekst ‘van de avond tot de morgen’ suggereert zelfs een 24-uurs service! En zeker niet beperkt tot het tijdstip van het ochtend- en avondoffer! In de NBG51 is Ex 30:8 niet correct vertaald met “wanneer Aaron de lampen aansteekt”. Vanzelfsprekend werden de lampen geacht nooit uit te gaan, dus ‘verzorgen’ zou een betere vertaling zijn. In Numeri 4:7 wordt benadrukt dat het toonbrood altijd, ‘voortdurend’ op tafel ligt. Wat een mooi symbool voor de 24/7 service die we mogen verwachten van onze hemelse Hogepriester (zie de volgende paragraaf, “Tamid-Gerechtigheid door geloof”).
Tamid – gerechtigheid door geloof?
Vele zevende-dags adventisten zeggen dat tamid gerechtigheid door geloof is. Maar wat betekent gerechtigheid door geloof in de context van het heiligdom? De redenering is dat het avond- en morgenoffer in de tabernakel symbool staan voor het voortdurende dagelijkse gebed dat de gelovige opzendt naar God – de toepassing daarvan in ons dagelijks leven is het morgen- en avondgebed, waarin we onszelf respectievelijk voor de komende dag opdragen aan God en waarin we de dag afsluiten met een dankgebed en onszelf opdragen voor de nacht. Dat is de redenering en daar is niets mis mee.
Maar wat betekent dit in de context van de dienst van het heiligdom die de kleine hoorn ter aarde heeft geworpen en met zijn poten heeft vertreden? In de context van het heiligdom betekent het dat we, sinds de hemelvaart, een Middelaar en Hogepriester hebben in het hemels heiligdom, die onze gebeden ‘opvangt’ en mengt met Zijn gerechtigheid – waarop wij hopen – en ten behoeve van ons aan Zijn Vader “presenteert als een gode welgevallig offer, onze redelijke eredienst” (Romeinen 12:1).
In de context van het heiligdom betekent tamid géén morgen- en avondoffer, maar het voortdurend (tamid) gebed dat Christus in Zijn functie als Hogepriester ten behoeve van ons opzendt. We moeten niet vergeten dat het aardse heiligdom gemaakt is naar het perfecte voorbeeld van het heiligdom in de hemel en niet andersom! De voorstelling op aarde had beperkingen – elk offer stelde Christus’ offer voor, maar de werkelijkheid is veel grootser. Christus is in werkelijkheid offer en priester ter vergeving, middelaar en hogepriester ter verzoening tegelijk – een Die niet sterft en wiens dienst niet op een ander overgaat (Hebreeën 5:6; 7:11-17, 24-28), maar Die voortdurend (tamid) dienst doet in het hele hemelse heiligdom en sinds 1844, ook in de afdeling der verzoening – het Heilige der Heilige, terwijl Hij de dienst van vergeving doet in het Heilige, omdat Hij niet gebonden is aan een jaarlijkse cyclus, zoals de sterfelijke aardse hogepriesters.
Wij mogen dàt geloven – dat gerechtigheid door Christus wordt bewerkt door Zijn hemelse bediening van vergeving en verzoening.
Vergeving en verzoening – twee aparte diensten
In de aardse typologie was vergeving mogelijk door belijdenis en het slachten van het offer op het brandofferaltaar – buiten de stad, buiten het heiligdom (op aarde). Dat bloed werd vervolgens door de priester in de eerste afdeling van het heiligdom gebracht, gesmeerd aan de hoornen van het reukofferaltaar, dat stond aan de rechterzijde van de troon van God (de ark des verbonds – Hebreeën 8:1,2). Van het morgen- en avondoffer werd géén bloed het heiligdom binnengebracht. Het was een vuuroffer dat symbolisch voortdurend brandde in de voorhof (andere offers die gedurende de dag gebracht werden, werden op de resten van het morgenoffer verbrand en in die zin brandde het morgenoffer voortdurend). Dit was de dagelijkse dienst.
Op Grote Verzoendag (GV), werd er een ander offer gebracht – ter verzoening. Op die dag werden géén zondoffers geslacht, omdat op aarde de twee diensten niet tegelijk uitgebeeld konden worden, vanwege de menselijke beperkingen. Het volk had 10 dagen voorafgaand op GV de gelegenheid zichzelf te heiligen door zelfonderzoek en hun zonden vergeven te krijgen. Op GV werd het opgespaarde zondenbloed uit het Heilige verwijderd, aan God gepresenteerd in het Heilige der Heilige als voldoende genoegdoening voor hen die behouden worden. Daarna werden de zonden symbolisch gelegd op het hoofd van degene die het van origine veroorzaakt had – de satan (bok van Azazel – de zondenbok), als symbool dat God een tijd heeft bepaald dat het verzoeningswerk zal worden afgerond en de zonde, zijn aanstichter en wat de zonde bewerkt, de dood, eens en voor altijd uitgeroeid zullen worden. Dit was de jaarlijkse dienst.
Meteen wordt duidelijk dat er zonder vergeving geen verzoening kan plaatsvinden. Zonder kruis geen kroon – niet voor Christus, maar ook niet voor ons!
Nu terug naar ons onderwerp.
Wat de kleine horen doet en wat hij niet doet
Wij Zevende-dags Adventisten weten dat de kleine horenmacht in Daniel 8 voor meer staat dan keizerlijk Rome, een politieke macht. Dat is alleen het geval in vers 9 en 10.
Vanaf vers 11 is de kleine horen symbool voor pauselijk Rome, een godsdienstige macht, die direct ingrijpt in de dienst in het heiligdom. Het is niet zinvol om hier het aardse heiligdoem in te vullen want die heeft na de kruisdood van Christus geen enkele verlossende betekenis eer.
In de verzen 11 en 12 staat, wat deze godsdienstige macht in zijn arrogantie heeft gedaan: De eredienst in overtreding is dat iemand aanbidding opeist en die in de plaats stelt voor “het echte” in de echte tempel van God. Zie Hebreeën 9:11-17.
Nou weet elke ZDA-er die onze heiligdomsleer echt begrijpt, dat tamîd – “het voortdurende” nooit betrekking kàn hebben op de oude morgen- en avondoffer, omdat die offers werden gebracht op het brandofferaltaar in de voorhof en dus niet in het heiligdom. Elk offer dat op dat altaar werd gebracht, stelde de kruisdood van Christus voor, “die buiten de stad” geleden heeft (stad is heiligdom), maar de aanval op Gods heiligdom in Daniel 8 geschiedt zowel letterlijk als symbolisch na de kruisdood van Christus. Offers op het brandofferaltaar hadden geen enkele waarde meer – het offer was volkomen gebracht, eens en voor altijd.
Het is dus niet logisch te stellen dat de kleine horen het morgen- en avondoffers ontnomen heeft, want tegen de tijd dat de kleine horen opkwam, hadden die offers al 500 jaar opgehouden enige betekenis te hebben. Men gaat mee in een foutieve vertaling vanwege een foutief begrip van de schaduwdiensten in het aardse heiligdom, op het verkeerde been gezet door het toegevoegde woord “offer”, dat niet in de Hebreeuwse grondtekst staat.
Elke ZDA-er weet dat Christus is opgevaren naar het hemels heiligdom om in het hemelse Heilige dienst te doen als onze Hogepriester en Middelaar. De taak van de aardse hogepriester in het Heilige was het verzorgen van het toonbrood, van de lampen en van het wierookaltaar (Lev 24:1-8). En ja dat gebeurde ook dagelijks, maar er was geen relatie met offers in de Voorhof.
Toonbrood staat voor het Woord van God; Licht voor de Geest van Christus; Wierook voor de gebeden waarmee Hij voortdurend (thmid) voor ons pleit bij de Vader (Heb 7:25).
Elke ZDA-er begrijpt dat analoog aan de aardse dienst, onze Hogepriester in 1844 óók is begonnen aan Zijn dienst in het Heilige der Heilige. Omdat hij geen mens is, kan Hij wel in en uit lopen, de aardse hogepriester mocht er slechts 1x per jaar in En daardoor kan Hij nog steeds voortdurend voor ons pleiten, ofschoon we reeds in de anti-typische grote verzoendagfase zitten.
Eredienst door een leger rebellen
De eredienst, die nu in overtreding is ingesteld door pauselijk Rome is: Traditie staat boven het Woord (1: brood); de Kerk is de standaard voor inspiratie (2: licht) en vergeving vindt plaats door de bemiddeling van aardse priesters (3: wierook), op autoriteit van de aardse zondige hogepriester aan het hoofd (paus). Hiermee werd de waarheid van het evangelie van Christus te gronde gericht en met voeten vertreden; door in elke Heilige Mis Christus opnieuw te offeren (Mass van massacre), werd het offer van Christus overbodig gemaakt, maar daarmee ook Zijn dienstwerk in de het hemels heiligdom. Immers paus en priester hebben directe controle op verlossing en kunnen je direct de hemel in bidden en zalig verklaren.
Deze gedaanteverwisseling van het heiligdom was zo meesterlijk, dat iedereen verstrikt raakte in de leugen en alles wat deze macht daarna deed lukte (Daniel 8:12), want zijn sluwheid is bovennatuurlijk (Openbaring 13:2 zegt dat hij zijn macht, troon en kracht van de duivel zelf ontvangt).
Hoe heeft het pausdom nu het voortdurende bemiddelende dienstwerk van Christus weggenomen en Zijn heiligdom ten gronde gericht (Dan 8:11)? Door de bemiddeling voor mensen te plaatsen in de handen van mensen – de priesters – doormiddel van de biechtstoel, door Maria en door Christus in elke mis opnieuw te offeren, heeft het pausdom de hemelse bemiddeling van Christus uit het denken van de mens verwijderd.
Als Hebreeën 7:25 kan plaatsvinden in het paleis van een koning in Rome, door een aardse hogepriester, en op zijn gezag door zijn ondergeschikte vertegenwoordigers, dan is het duidelijk dat de bemiddeling van Christus in de hemel niet meer nodig is.
Dit is de ontkenning van Christus: een totale afzwering van het dienstwerk van Christus en dat vervangen door de Christuslasterende veronderstellingen van de Kerk. Dit is wat antichrist in zijn totaliteit betekent.
Door het dienstwerk van Christus in het hemels heiligdom te vervangen door de dienst van priesters, heeft de kleine hoornmacht Zijn heiligdom ter aarde geworden en met voeten vertreden, en het daardoor verontreinigd. De reiniging van het heiligdom dat zou plaatsvinden na de 2300 avonden en morgens, is aldus het herstel van deze Bijbelse leer in de gedachten van de gelovigen, dat Jezus onze enige Hogepriester en Middelaar is in het hemels heiligdom, waar Hij dienst doet ten behoeve van ons. We hebben geen aardse middelaar nodig.
Heiligdom in rechten staat hersteld
Uit de geschiedenis weten we dat keizerlijk (politiek) Rome de Vorst van het heer, Jezus, heeft gekruisigd, de letterlijke tempel in Jeruzalem heeft vernietigd en zo de drie ‘voortdurende’ hogepriesterlijke bemiddeling-ceremonies heeft doen ophouden en de heiligen – zowel joden als christenen – zwaar heeft vervolgd. Maar de essentie van Daniel 8:11,12 is dat pauselijk Rome een stap verder is gegaan: ze heeft de taak van Christus overgenomen en onder straffe des doods 1260 (538-1798) tot 1290 jaar (508-1798) afgedwongen, afhankelijk van wanneer je het beginpunt van die machtsuitoefening stelt.
Uit de geschiedenis weten we dat op kerstdag 508 AD Clovis, de koning van de Franken, zich aansloot bij de Katholieke kerk en daardoor kreeg hij steun van de Kerk om de opstandige Vandalen, Herulen en Oostgothen, die de macht van Rome weigerden te erkennen, te verdrijven (zoek op wikipedia). Dit zijn de drie horens in Daniel 7:8, die ‘uitgeplukt’ werden door de Kerk, in haar strijd om de godsdienstige suprematie in het West Romeinse rijk (het huidig Europa). In 538 AD was de macht geconsolideerd en de laatste keizer van Rome – Justinianus – gaf zijn titel van pontifex maximus (=grote bruggenbouwen, middelaar tussen aarde en hemel = hogepriester) officieel aan de Bisschop van Rome, nadat hij in 533 AD al bij decreet had bepaald dat de bisschop van Rome het enige hoofd van de christelijke kerk zou moeten zijn.
Donkere middeleeuwen met verschrikkelijke vervolgingen breken aan: Daniel 7:25; 12:7; Openbaring 11:3; 12:6,14 schetsen tijd, tijden en een halve tijd – 1260 jaar tot 1798. De gevangenneming van de paus in dat jaar betekende het einde van de uitoefening van de verdrukkende macht van de Kerk op het geweten van de gelovigen en de heropening van Gods Woord voor de ernstige Bijbelonderzoeker.
De gelovigen begonnen “heen en weer te rennen” ernstig te onderzoeken en kennis nam toe. Het kleine boekje werd geopend en men ging begrijpen dat de grootste tijdsprofetie in de Bijbel ten einde liep (Openbaring 10:6)! Men pakte het kleine boekje (Daniel) uit de hand van de hemelse gezand en men at het gulzig op als was het honing. Men bleef met verlangen de wederkomst verwachten, maar men begreep de boodschap niet ten volle. “Welzalig hij die blijft verwachten en duizend driehonderd vijfendertig dagen bereikt” (Daniel 12:12). Wij kennen onze geschiedenis: Het was een bittere teleurstelling.
En het heeft dus 1335 jaar (508-1843) geduurd voordat Gods Bijbelvast volk doorkreeg wat de waarheid van het heiligdom, die 1260 jaar met voeten was vertreden, inhield: op 23 oktober 1844 richtte het Adventvolk de blik omhoog, en zag het blinkend licht van het hemels heiligdom, waar Christus voortdurend (tamîd) voor ons pleit! Zó werd het heiligdom tot haar rechtmatige status hersteld (NBG51: ‘in rechten staat’).
De engel zegt tegen Johannes: “Gij moet wederom profeteren over vele natiën en volken en talen en koningen” (Openbaring 10:11). De ZDA-kerk werd geboren. De verkondiging van het eeuwig evangelie aan “aan alle volk en stam en taal en natie” werd haar “credo”, de verkondiging van de drie engelen boodschap en het werpen van licht op het hemels heiligdom waar Christus tamîd voor ons pleit, haar opdracht.
Bevestiging van BRI – Gerhard Pfandl
In 2013 toen ik dit onderwerp begon te bestuderen, heb ik een intensieve emailwisseling gehad met Gerhard Pfandl van de Bible Research Institute (BRI). Ik was eruit, maar de Heer heeft mij tegengehouden dit onderwerp toen verder uit te werken, hoewel ik een paar keer eraan ben begonnen. Vandaag vielen voor mij de laatste stukjes van de laatste verzen van het boek Daniel op hun plek.
Hoewel Gerhard Pfandl in 2013 beweerde dat e.thmid in Daniel gebruikt wordt als een bijvoeglijk naamwoord (ik kan het zelfstandig naamwoord in het Hebreeuws niet ontdekken), zei hij het volgende, wat mijn uitleg ondersteunt. Hij antwoordde:
“Uw begrip van tamîd in het boek Daniel is in de basis correct. In Daniel, waar we het woord tamîd vijf keer tegenkomen (Dan 8:11-13; 11:31; 12:11), zien we het altijd terug met het lidwoord erbij, maar zonder het woord ʿōlâ of enig ander woord dat verwijst naar een offer, wat betekent dat het bijvoeglijk naamwoord tamîd als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt…. 1
Hierdoor begrijpen we dat in Daniel het woord tamîd verwijst naar de hele voortdurende dienstwerk van de Vorst van de heer (Dan.8:11) dat begonnen is in AD 31… Het is het dienstwerk van Jezus in het hemels heiligdom, dat begon in 31 AD. De ‘dagelijkse’ of ‘voortdurende’ dienst in het Oude Testament stelde Gods voortdurende weldadige voorziening voor de mens, en wees symbolisch vooruit naar het dienstwerk van Christus in het hemels heiligdom die begon na Zijn hemelvaart (Heb 7:25), zie Seventh-day Adventist Bible Dictionary: “Daily”) ….”
Bevestiging van BRI – Ángel Rodriguez
Na wat verder onderzoek op de BRI website vond ik verdere ondersteuning voor mijn uitleg in een artikel van Ángel Rodriguez, 2 waarin hij heel fijntjes opmerkt dat in Daniel niet staat dat de kleine horenmacht de Vorst vernietigt, maar zich ertegen verheft (m.a.w. Hem uitdaagt). Dit is volledig in lijn met hoe ik de tamîd-passages in Daniel begrijp. Hij schrijft:
“We merken op dat de kleine horen niet in staat is de Vorst te doden of te overwinnen. Het ontneemt Hem slechts het voortdurende (dagelijkse)/tamîd. Het schrijft aan zichzelf toe wat het exclusieve werk is van de Vorst in het hemelse heiligdom. Dit is de betekenis van de tekst “en Hem [ de Vorst] werd het dagelijkse ontnomen.” …
De kleine horen ontneemt de Vorst het dagelijkse door zich Zijn priesterlijk werk toe te eigenen. Door het werk van de Vorst voor zichzelf op te eisen, maakt de kleine horen het middelaarswerk van de Vorst onnodig voor hen die zijn politieke en godsdienstige aspiraties ondersteunen. …
In Daniel 8:11, werpt, gooit, in de zin van ontkennen, afschaffen of onnodig maken, de kleine horen “de plaats” (Hebr.) van het heiligdom ter aarde; 3 …
Nauwkeurig lezen van Daniel 8:11 laat zien dat er een nauw verband bestaat tussen het wegnemen van het dagelijkse en de daad van het ter gronde of wegwerpen of verwerpen van de plaatst van het heiligdom. Het uiteindelijk doel van het heiligdom is direct gerelateerd aan het werk van de messiaanse Vorst, dat wil zeggen, Zijn werk van bemiddeling en vergeving van zonden. Door het verduisteren van het begrip over de voortdurende dienst van de Vorst, heeft de kleien horen in feite de meest basale betekenis van het hemelse heiligdom als centrum van bemiddeling en vergeving verworpen….
Een andere daad van de kleine horen wordt beschreven in vers 12 (letterlijk Hebreeuws 4 : “En een leger werd in overtreding (peshac) ingesteld tegen het dagelijkse.” 5 Wat de tekst lijkt te zeggen is dat toen de kleine horen de betekenis van het dagelijkse verduisterde, het onmiddellijk een leger aanstelde om de controle erover uit te voeren en het te bedienen. 6
Daniel informeert ons dat de daad van de kleine horen tegen het voortdurende en het hemels heiligdom in essentie de manifestatie is van een geest van rebellie tegen God. Zijn werk kan met één woord worden weergegeven – rebellie (Hebrew, peshac). Peshac is een van de sterkste begrippen van zonde in het Oude Testament, omdat het zonde omschrijft als een aanval op Gods soevereiniteit. De persoon ‘die een peshac doet, rebelleert niet allen tegen Yahweh, of verheft zich niet alleen tegen God, maar breekt totaal met Hem en neemt weg, steelt wat van Hem is, berooft Hem en pleegt fraude tegen Hem, legt zijn handen op dat wat Hem toebehoort.’ Begrijpen van dat peshac een nauwkeurige beschrijving inhoudt van wat de kleine horen heeft gedaan.”
Conclusies
In deze studie deel ik wat ik heb ontdekt, gewoon door de Schrift te lezen met mijn begrip van onze ZDA-heiligdomsboodschap.
Tijdens al mijn 37 jaar lid zijn in deze kerk, werd mij altijd verteld door kerktheologen en predikanten, dat Daniël spreekt over ochtend- en avondoffers. En dit is nog steeds de enige interpretatie, die we als leken horen. Misschien weten wetenschappers van ons Bijbelonderzoeksinstituut (BRI), vanwege hun diepgaande studieproject over Daniel en Openbaring, dat dat niet zo is. Tot nu toe heb ik geen kans gehad om naar die rapporten te kijken. De resultaten van dat onderzoeksproject zijn wellicht niet naar het niveau van de leek in de banken neergedaald. Wat voor onze ZDA-wetenschappers misschien heel duidelijk is, is dat zeker niet voor de mensen, omdat de inzichten niet worden gedeeld.
Het is mij duidelijk dat bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden als zelfstandige naamwoorden kunnen worden gebruikt – dat is zelfs in de Nederlandse taal zo – maar ik heb goede reden om te geloven dat tamîd in Daniël als een zelfstandig naamwoord is bedoeld. Vooral als we het erover eens kunnen zijn dat offers niet bedoeld kunnen zijn – zoals de verkeerde invoeging van het woord “offer” door de Bijbelvertalers de niet al te ervaren Bijbelstudent wil laten geloven.
Toonbrood, wierook en licht zijn – in de tabernakel-typologie – niet bedoeld als schaduwen van het anti-typische kruis van Christus – in tegenstelling tot alle andere offers die op het koperen altaar op de binnenplaats werden gebracht.
Voor mij verdoezelt de toevoeging van het zelfstandig naamwoord ‘offer’ in onze Bijbels de teksten in Daniël – waardoor de betekenis van wat de kleine hoorn doet heel moeilijk te begrijpen maakt.
Als we de teksten gewoon zouden nemen zoals ze er staan (zonder toevoegingen), en Daniel’s e.htmid niet zouden verwarren met de andere gevallen van tamîd in het Oude Testament, dan zou het veel gemakkelijker zijn om te begrijpen wat er in deze meest significante profetie voor onze tijd wordt bedoeld.
Voor mij duidt tamîd in Daniël niet gewoon op het bemiddelend dienstwerk Christus in het hemelse heiligdom, omdat de engel een zo veel breder vergezicht aan ons openbaart. Het gaat om alle drie verschillende aspecten van de Hogepriesterlijke bediening van Jezus nà Gogotha – het exacte anti-type van het Aaronitische hogepreisterlijke type op aarde.
“Het dagelijkse” is een ietwat onhandige vertaling van wat de engel Gabriël bedoelde met de complete, voortdurende Hogepriesterlijke e.htmid-bediening van Christus ten behoeve van ons, tot Hij zal verklaren “Het is geschied!” (Rev.16: 17). Het is de voortdurende bediening van Christus in het Heilige, en vanaf 1844 óók in de heilige der Heilige, opdat we vergeving kunnen hebben van zonden uit het verleden en wij van moment tot moment kracht mogen ontvangen om niet meer te zondigen. Satan deed zijn best om de christelijke wereld te leren dat ze naar de mens moesten kijken om vergeving van de zonden te krijgen en om heiligen in de hemel te worden. En wat het ook probeerde, het lukte (Dan.8:12).
Dit begrijpen, is zien hoe dit afvallige afgodendienststelsel, ook wel RCC genoemd, een hekel heeft aan Christus. Het gooide zijn bediening op de grond en in woede stampte het erop – dat is wat men doet als de haat diep is. In plaats daarvan stelt het een ontsnappingsroute voor, geïnspireerd door Satan en zijn oorspronkelijke leugen “gij zult voorzeker niet sterven” door de bediening van zijn priesterleger uit rebellie (Dan.8:12).
Er is geen grotere hater van Christus in het universum dan Satan! De Bijbel vertelt ons dat Satan de kracht achter het beest is (Openb. 13:2). Dit Christus-hatende systeem, dat zijn kracht van de draak zelf ontvangt, is een antichrist. Het berooft ons van Christus, het enige middel tot redding en kracht door zijn voortdurende gebeden, zodat we weer met God verzoend kunnen worden! Het berooft ons van Zijn Woord, om de waarheid niet te kennen, en het licht van de Geest, om niet te worden overtuigd van zonde, waardoor we worden aangespoord om naar Christus te gaan.
Zien we niet waarom Daniel flauwviel? Hij kende zijn Bijbel, hij kende de symbolen van het heiligdom en hoe zondaars weer met God verzoend kunnen worden. Inzicht te krijgen in de diepe haat van deze kleine hoornkracht tegen zijn Heer was meer dan de profeet kon dragen.
Daniel wist het – o, als onze ZDA-mensen het zouden weten! en de anti-typische betekenis begrepen! In zijn wanhoop riep Daniel uit: “Tot hoelang, mijn Heer!” Hij kreeg het volgende bericht: “Tot de volgende fase, Daniel. Tot 1844. Je zult tot je rust gaan, Mijn geliefde, velen zullen heen en weer rennen, en mettertijd zullen Mijn mensen het begrijpen.”
Door het RCC-systeem had Satan een plan bedacht dat die dag nooit zou komen. En daardoor leidde hij miljarden om deze antichrist-doctrine te geloven … tot de dag dat Gods volk hun hoofden ophieven en opkeken – die 23e oktober 1844!
En nu kan Satan het feit niet langer ontkennen dat zijn dagen geteld zijn, en hij is een brullende leeuw die probeert zoveel mogelijk te verslinden, zelfs de uitverkorenen. Zelfs nu, na de samensmelting van de kerken op 31 oktober 2018, geeft de RCC toe dat ze nog steeds de enige uitdeler van genade is, en zij heeft de protestantse wereld misleid te geloven dat haar on-Bijbelse doctrines veranderd zijn. Een goede lezer en luisteraar zal gemakkelijk kunnen begrijpen dat alleen de frasering anders, subtieler en slimmer is, maar dat in de kern dezelfde anti-bijbelse en antichristelijke rebellie blijft voortbestaan, die begon met Lucifer in de hemel (Op.12:7).
Mijn hoop is dat, als we begrijpen dat het woord ‘offer’ is toegevoegd, en dat Daniël 8 spreekt over Gods voortdurende genade door Christus’ hoge priesterlijke bediening in het betere hemelse heiligdom door God zelf opgericht, we tot meer actie zullen worden gebracht om nederig de voortdurende behoefte van de mens aan genade te zien en te verkondigen. Genade die in overvloed wordt aangeboden bij de genadetroon van God (Hebreeën 4:16).
Eindnoten
- 1Offer is het zelfstandig naamwoord dat de meeste Bijbelvertalingen (onoordeelkundig) toevoegen, waarmee tamîd tot een (substantief) bijvoeglijknaamwoord gedegradeerd wordt. Ik zeg: nee, in Daniel verwijst het woord tamîd naar het gehele voortdurende dienstwerk van de Vorst en het is bedoeld om te begrijpen zoals het er staat, alleenstaand als een zelfstandig naamwoord.[terug 1]
- 2U kunt het artikel hier vinden. De citaten zijn van de pp.5-7: https://adventistbiblicalresearch.org/sites/default/files/pdf/sanctanditscleansing.pdf [terug 2]
- 3 hij maakt het tot iets aards, terwijl de plaats ervan in de hemel is.[terug 3]
- 4In feite: En [aan hem] werd een leger [van priesters] gegeven in plaats van “het voortdurende”, door zijn rebellie. [terug 4]
- 5Niet alleen de plaats van het heiligdom werd ter aarde geworpen, maar ook de waarheid, de betekenis ervan werd een aardse dienst, met aardse priesters en een aardse hogepriester in Rome. [terug 5]
- 6De NBG vertaalt met “een eredienst werd in overtreding ingesteld”. De Hebreeuwse tekst geeft eigenlijk meer details – er wordt een leger van priesters aangesteld om de rebellie (overtreding) te controleren en strijd te voeren tegen het dagelijkse [terug 6]